Clark Gillian Website

Wat Confucius tot slot allemaal zei.

De analecten van Confucius.
Boek 16.
De adviseurs.



🧧


Er zou een aanval gaan plaatsvinden tussen een rivaliserende familie van het hof.

 

Een van de adviseurs ging naar Confucius om raad en zei:
Mijn meester wenst met een aanval de dingen te vereffenen tussen de twee families.


Wat Confucius zei:

Maar ligt de schuld niet bij jullie?

 

Lang geleden is beslist door de oude Keizers dat de familie die je wilt aanvallen, de taak zou opnemen van de offers en de erediensten aan de grote berg.


En daarbij, ze zijn deel van hetzelfde land, ze dienen dezelfde goden van aarde en van graan.

 

Waarom in hemelsnaam zouden jullie hen willen aanvallen?

 

De adviseur zei:
Dit is de beslissing van mijn heerser, niet die van wij adviseurs.

 

Confucius zei:
Er is een gezegde.

 

Zij die kunnen troepen samen.

Zij die niet kunnen zetten een stap opzij.

 

Wat is het nut van adviseurs als ze niet in staat zijn hun heersers te stabiliseren wanneer ze wankelen?


Wat je zegt is bovendien helemaal verkeerd.

 

Wie neemt de verantwoordelijkheid wanneer de tijger is losgebroken uit de kooi?

Of wanneer de jaden juwelen en schildpadschillen verbrijzeld zijn door de deksel van de doos?

 

De adviseur jammerde:

Maar de rivaliserende familie is te sterk geworden. En ze wonen zo te dicht bij onze hoofdstad.

 

Als we ze nu niet onderdrukken, dan zullen ze zeker in opstand komen in de toekomst, ten koste van onze mensen!

 

Confucius zei:
Deugdelijke mensen kunnen het moeilijk verdragen als mensen rond de pot draaien.

 

En dit is wat ik heb geleerd:

 

Heersers en leiders maken zich geen zorgen dat er te weinig mensen zouden zijn, ze maken zich vaak niet eens zorgen om hun armoede.

 

Waar ze echt van wakker liggen is vrede.

 

Onpartijdige heersers zorgen ervoor dat er geen armoede is.

 

Eens er harmonie is, dan zal er geen tekort meer aan mensen zijn.

 

Als er vrede is, dan komt er ook geen opstand meer.


En als een heerser al die dingen in orde heeft gebracht, maar de mensen keren nog niet tot hem, dan moet hij of zij aan zichzelf werken, aan integriteit.

 

En wanneer het volk niet langer aanstoot neemt aan de karakter van de heerser, kan de heerser hen vrede brengen.


Zodus, jullie zijn de adviseurs.

 

Is het niet zo dat de mensen van heinde en verre zich nog niet tot de heerser keren?

 

En toch hebben jullie hem nog niet getoond hoe hij dit kan verhelpen.

 

Ondertussen is het land aan het vervallen, bijna geruïneerd, en nog steeds hebben jullie hem niet getoond hoe hij het kan redden.

 

In de plaats daarvan trekken jullie de aandacht naar verzonnen oorlogen in eigen land!


Als uw heerser zoekt naar de oorzaak van de ondergang van zijn rijk, moet hij niet gaan zoeken in het hof van de andere families, maar binnenin zijn eigen paleis.

 


季氏將伐顓臾。

 

冉有、

季路見於孔子曰

季氏將有事於顓臾。

 

孔子曰

求!

 

無乃爾是過與?

 

夫顓臾,

昔者先王以為東蒙主,

且在邦域之中矣,

是社稷之臣也。

 

何以伐為?

 

冉有曰

夫子欲之,

吾二臣者皆不欲也。

 

孔子曰

求!

 

周任有言曰

陳力就列,

不能者止。

 

危而不持,

顛而不扶,

則將焉用彼相矣?

 

且爾言過矣。

虎兕出於柙,

龜玉毀於櫝中,

是誰之過與?

 

冉有曰

今夫顓臾,

固而近於費。

 

今不取,

後世必為子孫憂。

 

孔子曰

求!

 

君子疾夫舍曰欲之,

而必為之辭。

 

丘也聞有國有家者,

不患寡而患不均,

不患貧而患不安。

蓋均無貧,

和無寡,

安無傾。

 

夫如是,

故遠人不服,

則修文德以來之。

 

既來之,

則安之。

 

今由與求也,

相夫子,

遠人不服而不能來也;

邦分崩離析而不能守也。

 

而謀動干戈於邦內。

 

吾恐季孫之憂,

不在顓臾,

而在蕭牆之內也。



🧧



 

Wat Confucius zei:

 

Wanneer er goed bestuur is, komen ceremonies, muziek en strategie allemaal voort uit de Keizer.

Wanneer de gulden middenweg wordt genegeerd in de wereld, dan zal er ceremonie, muziek en strategie komen van ook de hertogen en de prinsen.

Het komt is nog nooit voorgevallen - en zal waarschijnlijk nooit voorvallen - dat dit langer dan tien generaties blijft aanhouden.

Wanneer deze dingen vanuit de ministers komen, dan is het uitzonderlijk dat dit vijf generaties blijft aanhouden.

En wanneer kabinetsleden beginnen met het uitdelen van militaire orders, dan reken ik op niet meer dan drie generaties.

 

Wanneer de gulden middenweg wordt gerespecteerd, dan wordt het regeren niet overgelaten aan ministers.

 

Wanneer de gulden middenweg wordt gerespecteerd, dan kan het volk met een gerust hart alle politiek overlaten.


孔子曰

 

天下有道,

則禮樂征伐自天子出;

天下無道,

則禮樂征伐自諸侯出。

自諸侯出,

蓋十世希不失矣;

自大夫出,

五世希不失矣;

陪臣執國命,

三世希不失矣。

 

天下有道,

則政不在大夫。

 

天下有道,

則庶人不議。

 


🧧




Wat Confucius zei:

 

Het is al vijf generaties geleden sinds de hertogen van Lu verantwoordelijkheid over het rekenhof verloren, en vier generaties geleden dat staatsministers de overheid hebben overgenomen.

 

Het is niet te verwonderen dat hun nakomelingen zodanig achteruit zijn gegaan!

 


孔子曰

 

祿之去公室,

五世矣;

政逮於大夫,

四世矣;

故夫三桓之子孫,

微矣。

 


🧧




Wat Confucius zei:

 

Er zijn drie vriendschappen van de verrijkende soort,

En drie vriendschappen van de schadelijke soort.

 

Vriendschap met een optimist;

Vriendschap met een rechtuit persoon; Vriendschap met een alert persoon;

Dat zijn de goede.

 

Vriendschap met iemand hautain; vriendschap op de rand van verleiding; vriendschap met iemand die rad van tong is; Dat zijn de schadelijke.

 


孔子曰

益者三友,

損者三友。

 

友直,

友諒,

友多聞,

益矣。

 

友便辟,

友善柔,

友便佞,

損矣。

 


🧧


Wat Confucius zei:

 

Er zijn drie genietingen die verrijkend zijn, en drie genietingen die schadelijk zijn.

 

Genieten van ceremonie en muziek;

Genieten van goed te spreken over anderen; Genieten van vele geweldige vrienden;

Dat zijn de verrijkende genietingen.

 

Genieten van extravagantie;

Genieten van luiheid en tijdverspilling;

Genieten van overvloedig eten en drinken;

Dat zijn de schadelijke genietingen.

 


孔子曰

益者三樂,

損者三樂。

 

樂節禮樂,

樂道人之善,

樂多賢友,

益矣。

 

樂驕樂,

樂佚遊,

樂宴樂,

損矣。

 


🧧



Wat Confucius zei:

 

Er zijn drie vallen waar een mens in die in de buurt van een deugdelijke mens of iemand met een hoge functie komt in zou kunnen trappen.

 

Spreken wanneer het niet hun beurt was om te spreken, dat noemen we overhaast.

 

Niet spreken wanneer het hun beurt is om te spreken, dat noemen we gesloten.

 

Spreken zonder de andere persoon in de ogen te kijken – dat noemen we blindheid.

 

孔子曰

侍於君子有三愆

 

言未及之而言謂之躁,

 

言及之而不言謂之隱,

 

未見顏色而言謂之瞽。

 


🧧



Wat Confucius zei:

 

Er zijn drie verleidingen waar de deugdelijke mens zich best tegen wapent:

 

Tijdens de levensjaren wanneer energie en spieren elkaar nog proberen vinden, weerstaan aan de verleiding van lust.

 

Tijdens de levensjaren waarin energie en spieren krachtig samenwerken, weerstaan aan de verleiding van het moeien in andermans zaken.

 

Tijdens de levensjaren wanneer energie en spieren verwelken, weerstaan aan de verleiding van jaloezie.

 


孔子曰

 

君子有三戒

 

少之時,

血氣未定,

戒之在色;

 

及其壯也,

血氣方剛,

戒之在鬭;

 

及其老也,

血氣既衰,

戒之在得。

🧧



Wat Confucius zei:

 

Er zijn drie bewonderingen van de bewuste mens.

 

De bewondering van het lot.

De bewondering van grootse mensen.

De bewondering van wijzen.

 

De onbewuste mens is zich niet bewust van het lot, en bewondert het daarom niet.

 

De onbewuste mens is onrespectvol tegenover grootse mensen en kleineert de woorden van de wijzen.

 


孔子曰

君子有三畏

 

畏天命,

畏大人,

畏聖人之言。

 

小人不知天命而不畏也,

狎大人,

侮聖人之言。

 


🧧



Wat Confucius zei:

 

Een natuurtalent voor wijsheid, dat is de hoogste zegening.

 

Studeren om wijsheid te vergaren, dat is ook zeer hoog.

 

Afwezig en verloren in gedachten, maar toch studeren, dat is goed.

 

Maar afwezig en verloren in gedachten zijn, zonder te studeren;

dat is wat alleen de kleingeestige doet.

 


孔子曰

生而知之者,

上也;

學而知之者,

次也;

困而學之,

又其次也;

困而不學,

民斯為下矣。

 

🧧



Wat Confucius zei:

 

De bewuste mens heeft slechts negen gedachten.


Bij het zien, denken aan scherpzinnigheid.


Bij het horen, denken aan duidelijkheid.


Bij expressie, denken aan vriendelijkheid.


Bij gedrag, denken aan respect.


Bij het spreken, denken aan oprechtheid.


Bij het zakendoen, denken aan eer.


Bij twijfel, denken aan anderen.


Bij woede, denken aan de omstandigheden.


Bij het zien van een kans, denken aan rechtvaardigheid.

 


孔子曰

君子有九思:

 

視思明,

聽思聰,

色思溫,

貌思恭,

言思忠,

事思敬,

疑思問,

忿思難,

見得思義。

 

🧧



Wat Confucius zei:

 

Mensen die leven volgens de verzen:

 

Ik houd het goede vast in gedachten alsof het mij probeert te vermijden.

Ik zie het slechte onder ogen alsof het kokend water is.


Zulke mensen heb ik ooit gezien.

Daar heb ik ooit van gehoord.

 

Mensen die leven volgens de verzen


Ik leef als een kluizenaar om mijn ambities te behalen.

Ik gebruik mijn plichten om mijn invloed op de Weg te verhogen.


Van zulke mensen heb ik wel eens gehoord, maar nog nooit zo’n mens tegen gekomen.

 

孔子曰

 

見善如不及,

見不善如探湯。

 

吾見其人矣,

吾聞其語矣。

 

隱居以求其志,

行義以達其道。

 

吾聞其語矣,

未見其人也。

 


🧧



De hertog van Qi had duizenden spannen, en elk span bestond uit vier paarden.

 

Maar op de dag van zijn dood sprak niemand over zijn deugden.

 

Bo Yi en Shu Qi stierven van de honger aan de voet van berg Shou Yang.

 

Tot op de dag van vandaag spreken de mensen nog over hun daden.

 

Is dat niet waar het om draait?

 
齊景公有馬千駟,

死之日,

民無德而稱焉。

 

伯夷叔齊餓于首陽之下,

民到于今稱之。

 

其斯之謂與?

 

🧧



De zoon van Confucius, Po, kreeg eens de vraag van een medeleerling:

 

Jij leert waarschijnlijk zoveel meer dingen die wij nooit te horen krijgen.

 

Po zei:
Totaal niet.

Wanneer ik mijn vader eens alleen tegen kom in het binnenhof en ik haastig voorbij stap, stopt hij mij en vraagt hij mij: “Heb je het boek der Oden al gestudeerd”


Ik antwoord: “Nog niet.”


Wat hij dan zegt: “Tenzij je de oden bestudeert, valt er niet veel te bespreken.”


Dan trek ik me terug en studeer ik de Oden.


Maar dan andere keren dat ik hem tegenkom in het binnenhof en hem haastig probeer te passeren, stopt hij mij en vraagt hij mij: “Heb je de regels van de etiquette al geleerd?”


Ik antwoord: “Nog niet.”


En dan zegt hij: “Zo lang je de regels van de etiquette niet kent, ken je jouw plaats niet.”


En dan trek ik me terug om de etiquette te studeren. En dat zijn de enige twee dingen die ik van hem hoor.


De medeleerling van Po, dacht bij zichzelf achteraf:

Ik heb naar één iets gevraagd, maar ik heb over drie dingen geleerd:

 

De Oden,

Etiquette,

En de fatsoenlijke afstand tussen vader en zoon.

 


陳亢問於伯魚曰

子亦有異聞乎?

 

對曰

未也。

 

嘗獨立,

鯉趨而過庭。

 

學詩乎?

 

對曰

未也。

 

不學詩,

無以言。

 

鯉退而學詩。

 

他日又獨立,

鯉趨而過庭。

 

學禮乎?

 

 

對曰

未也。

 

不學禮,

無以立。

 

鯉退而學禮。

 

聞斯二者。

 

陳亢退而喜曰

問一得三:

 

聞詩,

聞禮,

又聞君子之遠其子也。

 


🧧



Een functionaris noemt de levenspartner fu ren en bij het verwijzen naar zichzelf, zegt de partner xiao tong.

 

Ambtenaren zeggen jun fu ren en ambtenaren van andere staten zeggen gua xiao jun.

 

Ambtenaren in andere staten zeggen evenzeer jun fu ren.

 


邦君之妻,

君稱之曰夫人,

夫人自稱曰小童;

 

邦人稱之曰君夫人,

稱諸異邦曰寡小君;

 

異邦人稱之亦曰君夫人。


🧧