Over een leerling waarvan bekend stond dat hij in het gevang had gezeten, zei Confucius dat hij toch een zeer goede echtgenoot zou zijn, omdat hij nooit schuldig werd bevonden voor om het even welke misdaad.
Hij voegde de daad bij zijn woord en stond zijn eigen dochter af om met hem te trouwen.
子謂公冶長,
可妻也。
雖在縲絏之中,
非其罪也。
以其子妻之。
🧧
Confucius zei eens over een bepaalde bestuurslid dat vanaf het moment dat alles goed bestuurd zou zijn, hij zijn job nooit zou verliezen;
En vanaf het moment dat het bestuur zou instorten, hij daar geen gezichtsverlies onder zou lijden en er nooit iemand met de vinger zou wijzen naar hem.
Hij stelde de dochter van zijn oudere broer voor aan hem om te trouwen.
子謂南容,
邦有道,
不廢;
邦無道,
免於刑戮。
以其兄之子妻之。
🧧
En Confucius zei nog over een andere meneer:
Kijk, deze man heeft pas een ongelooflijke deugdzaamheid!
Wie zei er dat de mensen in deze contreien niet deugen?
Hoe kan deze man dan zo’n goed karakter hebben?
子謂子賤,
君子哉若人!
魯無君子者,
斯焉取斯?
🧧
Iemand vroeg dus aan Confucius:
En wat vind je dan van mij?
Wat Confucius daarop zei:
Je bent een instrument.
Wat bedoel je, een instrument?
Je bent net als het met jaden ingelegde instrument van bamboe die we gebruiken tijdens onze rituelen als een houder voor granen, de Hu Lien.
子貢問曰
賜也何如?
子曰
女器也。
曰
何器也?
曰
瑚璉也。
🧧
Er werd eens gezegd:
Die kerel daar deugt echt wel, maar als het op antwoorden aankomt, dan komt er niet veel uit.
Confucius zei daarop:
Ah, maar wat is er dan zo goed aan supersnel kunnen antwoorden?
Rad van tong zijn is leuk in het moment, maar op de lange termijn gaan mensen u beginnen haten.
Over die man waar jullie net over aan het spreken waren, kan ik niet zeggen als hij deugt of niet, maar wat heeft de snelheid van zijn antwoorden daarmee te maken?
或曰
雍也,
仁而不佞。
子曰
焉用佞?
禦人以口給,
屢憎於人。
不知其仁,
焉用佞?
🧧
Confucius duimde ervoor dat iemand een job zou krijgen in het bestuur.
Die persoon zei:
Ik weet niet zeker of ik het aan kan.
Confucius was in zijn nopjes met die uitspraak.
子使漆雕開仕。
對曰
吾斯之未能信。
子說。
🧧
Wat Confucius zei:
Als mijn leer niet van de grond zou komen en ik een vlot zou maken om op de zee voor eeuwig rond te drijven, dan zou ik jou kiezen om met mij mee te gaan.
En wees naar een van zijn leerlingen.
De leerling was blij en vereerd.
Daarna zei Confucius:
Hij is misschien veel dapperder dan mij, maar hij is nog niet zo goed in het oordelen voor zichzelf.
子曰
道不行,
乘桴浮于海。
從我者其由與?
子路聞之喜。
子曰
由也好勇過我,
無所取材。
🧧
De vraag werd gesteld aan Confucius of een man met de naam Lu deugdelijk was. Confucius zei: “Ik weet het niet.”
Ze stelden dezelfde vraag opnieuw en Confucius zei daarop: “Meneer Lu mag nog in een koninkrijk van duizend strijdwagens in het bestuur staan van alle militaire zaken, maar dat zou mij niets vertellen over hoe deugdelijk hij wel of niet is.”
“En wat vind je van meneer Qiu?”
Confucius zei alleen: “Meneer Qiu mag aan het hoofd van een stad van duizenden families staan of gouverneur zijn met een militie van honderd strijdwagens, maar het zou me niets vertellen over hoe deugdelijk hij wel of niet is.”
“En hoe deugdelijk is meneer Chi?”
Confucius zei daarop: “Meneer Chi mag nog de sjerp dragen in een rechtszaal en verantwoordelijk zijn om te spreken met alle gasten en genodigden, maar dat zou mij nog steeds niets vertellen over hoe deugdelijk hij wel of niet is.
孟武伯問:
子路仁乎?
子曰
不知也。
又問。
子曰
由也,千乘之國,可使治其賦也,不知其仁也。
求也何如?
子曰
求也,千室之邑,百乘之家,可使為之宰也,
不知其仁也。
赤也何如?
子曰
赤也,束帶立於朝,可使與賓客言也,不知其仁也。
🧧
Confucius zei tegen een van zijn leerlingen:
Wie is er beter. Jij of Hui?
Zijn leerling zei:
Ik zou er nog niet eens aan durven denken om mezelf te vergelijken met Hui! Hui hoort een uitspraak en kent alles over dat onderwerp. Ik hoor één argument en ik kan er nauwelijks op volgen met een ander.
Confucius zei daarop:
Je hebt gelijk. Je bent niet gelijk aan hem.
子謂子貢曰
女與回也孰愈?
對曰
賜也何敢望回。
回也聞一以知十,
賜也聞一以知二。
子曰
弗如也!
吾與女弗如也。
🧧
Nu was er een leerling die overdag aan het slapen was.
Confucius zei hierop:
Je kan niet beeldhouwen met rot hout, en een ruw stuk grond zal nooit omgeploegd worden. Hij is net hetzelfde. Wat voor nut heeft het dat ik hem op de vingers tik?
Confucius zei jaren later over hem:
In eerste instantie was mijn methode om vooral te luisteren naar wat iemand zegt en hen het voordeel van de twijfel geven in hun gedrag. Nu is mijn insteek om zowel te letten op hun woorden alsook hun gedrag. Ik heb het van hem geleerd.
宰予晝寢。
子曰
朽木不可雕也,
糞土之牆不可杇也,
於予與何誅。
子曰
始吾於人也,
聽其言而信其行;
今吾於人也,
聽其言而觀其行。
於予與改是。
🧧
Confucius zei:
Ik heb nog nooit een compleet onplooibare en standvastige man gezien.
Iemand zei daarop:
En Shen Cheng dan?
Confucius zei daarop:
Shen Cheng is slaaf van zijn passies; hoe kan je dat onplooibaar en standvastig noemen?
子曰
吾未見剛者。
或對曰
申棖。
子曰
棖也慾,
焉得剛?
🧧
Iemand zei:
Wat ik niet graag heb dat mensen mij zouden aandoen, probeer ik mensen ook niet aan te doen.
Confucius zei daarop:
Dat heb je nog niet direct onder de knie.
子貢曰
我不欲人之加諸我也,
吾亦欲無加諸人。
子曰
賜也,
非爾所及也。
🧧
Iemand zei:
Wanneer de Meester spreekt over karakter en principes, kan je luisteren naar wat hij zegt.
Maar wanneer hij spreekt over de aard van de mens en de weg van de hemel, kan je zijn woorden haast niet meer volgen.
子貢曰
夫子之文章,
可得而聞也;
夫子之言性與天道,
不可得而聞也。
🧧
Nu was er iemand die bang was dat wanneer hij iets had geleerd hij weer iets anders zou horen vooraleer hij het vorige in de praktijk kon brengen.
子路有聞,
未之能行,
唯恐有聞。
🧧
Iemand vroeg aan Confucius:
Hoe kwam Koning Kong aan de titel van ‘de verfijnde’ na zijn dood?
Confucius zei:
Hij was van aard heel actief en tegelijk heel curieus.
Daarom was hij nooit te beschaamd om te vragen en te leren van zijn onderdanen.
Het is om die reden dat hij bekend staat als Koning Kong de Verfijnde.
子貢問曰
孔文子何以謂之文也?
子曰
敏而好學,
不恥下問,
是以謂之文也。
🧧
Confucius zei dat meneer Chan vier kwaliteiten had van de menselijke mens.
In zijn gedrag was hij nederig.
Op zijn werk was hij respectvol.
In het zorgen voor zijn dierbaren was hij goedhartig.
In het uitdelen van taken was hij recht-vaardig.
子謂子產,
有君子之道四焉:
其行己也恭,
其事上也敬,
其養民也惠,
其使民也義。
🧧
Wat Confucius zei:
Een meester in vriendschap toont evenveel respect aan zijn vrienden als toen hij ze voor het eerst leerde kennen.
子曰
晏平仲善與人交,
久而敬之。
🧧
Wat Confucius zei:
Hoe kan je iemand wijs noemen die een grote schildpad voor waarzeggerij bijhoudt in een huis met balken waarin bergen gegraveerd staan en pilaren waar bloemen in gegraveerd staan?
子曰
臧文仲居蔡,
山節藻梲,
何如其知也?
🧧
Een leerling vroeg Confucius:
De minister is al drie keer benoemd geweest zonder dat er plezier te lezen stond in zijn gezicht.
Hij heeft zich ook drie keer teruggetrokken uit zijn ambt en ook toen stond er niets op zijn gezicht te lezen.
Hij maakte er ook een punt van om zijn opvolger te informeren over de gang van zaken – wat vind je van hem?
Wat Confucius zei:
Een loyaal mens.
De leerling vroeg daarop:
En vind je hem deugdzaam?
Wat Confucius zei:
Dat weet ik niet.
Waarvoor zou hij deugdzaam genoemd kunnen worden?
De leerling ging verder:
Een andere minister verliet de overheid wanneer de koning werd vermoord door de officier, ondanks dat hij veertig paarden had. Wanneer hij in een andere staat kwam zag hij dat er dezelfde soort officiers waren en verliet opnieuw zijn ambt.
Wanneer hij in nog een andere staat kwam zag hij opnieuw dezelfde soort officiers en verliet opnieuw zijn ambt – wat vind je van hem?
Wat Confucius zei
Hij was puur.
De leerling zei daarop:
En vind je hem dan deugdzaam?
Wat Confucius zei:
Ik weet het niet.
Wat zou er bewijzen dat hij al dan niet deugdzaam is?
子張問曰
令尹子文三仕為令尹,
無喜色;
三已之,
無慍色。
舊令尹之政,
必以告新令尹。
何如?
子曰
忠矣。
曰
仁矣乎?
曰
未知,
焉得仁
崔子弒齊君,
陳文子有馬十乘,
棄而違之。
至於他邦,
則曰
猶吾大夫崔子也。
違之。
之一邦,
則又曰:
猶吾大夫崔子也。
違之。
何如?
子曰
清矣。
曰
仁矣乎?
曰
未知。
焉得仁?
🧧
Er was eens iemand die eerst drie keer nadacht vooraleer hij iets deed.
Wanneer Confucius daarvan hoorde zei hij:
Twee keer is genoeg.
季文子三思而後行。
子聞之曰
再,
斯可矣。
🧧
Wat Confucius zei over ene Ning Wu:
Wanneer er vrede was in het land,
speelde hij de rol van de wijze.
Wanneer er geen vrede meer was in het land,
speelde hij de rol van de idioot.
Zijn wijsheid kan geëvenaard worden,
maar zijn dwaasheid kan niemand overtreffen.
子曰
甯武子邦有道則知,
邦無道則愚。
其知可及也,
其愚不可及也。
🧧
Op een dag wanneer Confucius in Chen aankwam zei hij:
Ik denk dat ik terug moet gaan!
De leerlingen van mijn school zijn ambitieus en te ongeduldig.
Tot nu toe hebben ze veel bereikt en behaald,
maar ze weten nog niet hoe ze zichzelf moeten inhouden en vormen.
子在陳曰
歸與!
歸與!
吾黨之小子狂簡,
斐然成章,
不知所以裁之。
🧧
Wat Confucius zei:
Mensen die geen wrok koesteren,
wekken ook niet veel wrevel op.
子曰
伯夷、
叔齊不念舊惡,
怨是用希。
🧧
Wat Confucius nog zei:
Hoe kan je beweren dat er iemand oprecht is wanneer je azijn vraagt aan hem of haar en deze persoon het eerst moet gaan lenen bij de buren om het aan u te kunnen geven?
子曰
孰謂微生高直?
或乞醯焉,
乞諸其鄰而與之。
🧧
Wat Confucius zei:
Klinkende termen,
een suggestief voorkomen
en overdreven vleierij.
Ik schaam me in de plaats van zo iemand.
Boosheid verbergen en toch vriendelijk doen.
Ik schaam me in de plaats van zo iemand.
子曰
巧言、
令色、
足恭,
左丘明恥之,
丘亦恥之。
匿怨而友其人,
左丘明恥之,
丘亦恥之。
🧧
Confucius zei tegen enkele leerlingen:
Vertel eens wat jullie allemaal willen.
De eerste leerling zei:
Ik zou graag paarden hebben en koetsen, lichte bonten kleren en deze delen met mijn vrienden zodanig dat ik ze zelfs zou verwennen.
De tweede leerling zei:
Ik zou graag mijn goede daden voor mezelf houden en niet gaan stoefen over waar ik in uitmunt.
De derde leerling zei:
Ik zou eigenlijk heel graag, meester, uw wensen weten!
Wat Confucius zei:
Ze zijn de volgende:
het bieden van rust aan de ouderen,
het bieden van oprechtheid aan vrienden,
het bieden van zachtheid aan jongeren.
顏淵、
季路侍。
子曰
盍各言爾志?
子路曰
願車馬、
衣輕裘,
與朋友共。
敝之而無憾。
顏淵曰
願無伐善,
無施勞。
子路曰
願聞子之志。
子曰
老者安之,
朋友信之,
少者懷之。
🧧
Wat Confucius zei:
Het is voorbij.
Ik heb nog niemand gezien die zijn eigen fouten kan inzien en zichzelf daarop kan wijzen.
子曰
已矣乎!
吾未見能見其過而內自訟者也。
🧧
Wat Confucius zei:
In een wijk met tien families is er een die zo deugdzaam en oprecht is als mij, maar niemand zo curieus als mij.
子曰
十室之邑,
必有忠信如丘者焉,
不如丘之好學也。
🧧