Clark Gillian Website

Wat Confucius allemaal zei.

De analecten van Confucius.
Boek 7.
Kennis doorgeven.


🧧


Wat Confucius zei:

 

Puur het doorgeven van inzichten;

Niet per se constant nieuwe verzinnen;
Vertrouwen in de waarde van klassieke wijsheid;

Dàt is waarom ik mezelf het liefste afweeg tegenover de oude wijzen.

 


子曰

 

述而不作,

信而好古,

竊比於我老彭。


🧧

 


Wat Confucius zei:

 

Kennis blijven opdoen in alle rust en stilte; Blijven bijleren zonder ooit interesse te verliezen;

En dan nog steeds in alle heftigheid alles doorgeven;

Welke van deze dingen komen ondertussen niet meer als vanzelf voor mij?

 


子曰

 

默而識之,

學而不厭,

誨人不倦,

何有於我哉?


🧧

 


Wat Confucius nog zei:

 

Van deze dingen krijg ik koude rillingen – Integriteit bezitten zonder het te verfijnen; Kennis bezitten zonder het te verdiepen; Blijven zitten met wijsheid die je zou kunnen gebruiken;

Uw zwaktes kennen en deze te laten voor wat ze zijn.           

 


子曰

 

德之不脩,

學之不講,

聞義不能徙,

不善不能改,

是吾憂也。


🧧

 


De momenten wanneer Confucius klaar was met het ene en nog niet moest beginnen aan het andere, was hij vrij en blij in zijn doen en was hij altijd content en tevreden.

 


子之燕居,

申申如也,

夭夭如也。


🧧

 


Wat Confucius zei:

 

Ik ben niet meer in mijn element de laatste tijd.

 

Het is lang geleden dat ik van de oude wijzen heb gedroomd.

 


子曰

 

甚矣吾衰也!

久矣吾不復夢見周公。


🧧

 


Wat Confucius nog zei:

 

Richt uw wil op het pad;

Richt uw pad op deugdzaamheid;

Richt uw trouw op menselijkheid; en

Vindt ontspanning in de kunsten.          

 


子曰

 

志於道,

據於德,

依於仁,

游於藝。


🧧

 


Wat Confucius zei:

 

Nooit in mijn leven heb ik iemand geweigerd iets aan te leren die erom vroeg.

 

Zelfs als je niets meer kan aanbieden dan een bundel gedroogd vlees;

Dit is al genoeg voor mij om met jou te spreken over de dingen.

 


子曰

 

自行束脩以上,

吾未嘗無誨焉。


🧧

 


Wat Confucius zei:

 

Ik ben niet geneigd om zij die geen passie hebben voor wat ze leren,

Bij te sturen;

Ik leg geen antwoorden in de mond;

Van zij die niet worstelen,

Om tot een uitleg te komen;

 

Als ik één hoek toon van de kamer,

En je kan mij de andere drie niet tonen,

Dan valt de conversatie stil.         


子曰

 

不憤不啟,

不悱不發,

舉一隅不以三隅反,

則不復也。


🧧

 


Telkens wanneer Confucius zijn maaltijd nam in het bijzijn van iemand die in de rouw was, at hij niet alles op.


子食於有喪者之側,

未嘗飽也。


🧧

 


Telkens wanneer Confucius had gehuild,
zong hij nooit een lied op dezelfde dag.     

 


子於是日哭,

則不歌。


🧧

 


Confucius zei eens tot een van zijn oud-leerlingen:

 

Wanneer we moeten werken, werken we met plichtsbesef;

Wanneer we niet op het werk zijn, kunnen we neerliggen in ontspanning.

Alleen jij en ik hebben dit blijkbaar onder de knie.


Zijn leerling zei:

 

Als je hoofd zou zijn van een groot leger,
wie zou je graag aan je zijde hebben?


Wat Confucius zei:

 

Iemand die zonder wapens toch een tijger aanvalt of iemand die een rivier oversteekt zonder een boot en dan sterft zonder spijt;

Zo iemand heb ik denk ik liever niet aan mijn zijde.

 

Ik zou graag samen werken met iemand die zorgvuldig is;

Die plannen moeiteloos kan adapteren,

En ze dan ook praktisch uit kan voeren.


子謂顏淵曰

 

用之則行,

舍之則藏,

唯我與爾有是夫!

 

子路曰

 

子行三軍,

則誰與?

 

子曰

 

暴虎馮河,

死而無悔者,

吾不與也。

 

必也臨事而懼,

好謀而成者也。


🧧


Wat Confucius zei:

 

Als er een feilloze manier was om rijk te worden,
zou ik het uiteraard doen;

Zelfs al moet ik daarvoor ergens doelloos gaan staan met een zweep.

 

Maar een feilloze manier om rijk te worden bestaat niet;

Waag dan liever uw kans om rijk te worden met de dingen waar je van houdt.

 


子曰

 

富而可求也,

雖執鞭之士,

吾亦為之。

 

如不可求,

從吾所好。


🧧

 


De drie dingen waar Confucius het meest voorzichtig mee omging:

 

Vasten,

Oorlog,

 Ziekte.

 


子之所慎

齊,

戰,

疾。


🧧


Nu was het zo dat wanneer Confucius in de staat Qi was, hij de muziek hoorde van de Shao en drie maand zodanig onder de indruk was, dat hij geen vlees kon eten.

 

Hij zei:

 

Ik had mij nooit kunnen voorstellen dat muziek zo schitterend kon zijn tot ik het hoorde!


子在齊聞韶,

三月不知肉味。

 

 

不圖為樂之至於斯也!


🧧

 


Nu waren er twee leerlingen die aan het converseren waren.


De ene vroeg: “Denk je dat onze Meester de koning steunt?”


De ander zei: “Dat ga ik eens navragen.”


De leerling ging dan binnen bij Confucius en vroeg:

 

“Ja, ik had een vraag over Bo Yi en Shu Qi, hoe waren zij in de omgang?”


“Wijze mannen uit vervlogen tijden”, zei Confucius.


De leerling vroeg nog: “En klaagden ze ooit over bepaalde dingen?”


“Ze waren zo compleet toegewijd aan menselijkheid dat ze menselijk werden. Waarover zouden ze geklaagd hebben?”


Toen de leerling terug buitenkwam wist hij met zekerheid tegen de ander te zeggen: “Neen, onze Meester steunt de koning niet.”

冉有曰

夫子為衛君乎?

 

子貢曰

諾。

吾將問之。

 

入曰

伯夷、

叔齊何人也?

 

古之賢人也。

 

怨乎?

 

求仁而得仁,

又何怨。

 

出曰

 

夫子不為也。


🧧


Wat Confucius zei:

 

Zelfs al had ik enkel maar rijst te eten en alleen maar water te drinken;

Zelfs al zou ik mijn arm moeten opplooien als kussen om op te slapen;

Zelfs dan zou ik vreugde in mezelf vinden te midden van dit alles.

 

Uw eigenwaarde en manier van leven verraden om rijkdom en weelde te bereiken?

 

Dat betekent net zoveel voor mij als een wolk die stilletjes voorbijvliegt.

 


子曰

 

飯疏食飲水,

曲肱而枕之,

樂亦在其中矣。

 

不義而富且貴,

於我如浮雲。

 


🧧


Wat Confucius zei:

 

Geef me nog een paar jaar om het Boek der Veranderingen te bestuderen en na vijftig jaar zal ik al mijn gebreken weggewerkt hebben.

 


子曰

 

加我數年,

五十以學易,

可以無大過矣。


🧧

 


Wanneer Confucius het had over de Oden, de Geschiedenis en het Boek der Rituelen, sprak hij altijd in het oude dialect, uit diep respect voor traditie.

 



子所雅言,

詩、

書、

執禮,

皆雅言也。


🧧

 


Een hertog vroeg aan een van zijn heren om te spreken over Confucius, maar de heer antwoordde niet.


Confucius zei later tegen deze heer wanneer hij ervan hoorde:

 

Waarom heb je niet gezegd dat Confucius simpelweg een man is die vaak vergeet te eten in zijn zoektocht naar kennis;

Die zijn zorgen vergeet in de blijdschap van het te leren;

Die zijn oude leeftijd niet ziet aankomen?

 


葉公問孔子於子路,

子路不對。

 

子曰

 

女奚不曰,

其為人也,

發憤忘食,

樂以忘憂,

不知老之將至云爾。


🧧

 


Wat Confucius zei:

 

Ik ben niet geboren met alle kennis;

Ik ben gewoon iemand die houdt van de klassieke tijden en oprecht alles daarover te weten wil komen.

 


子曰

 

我非生而知之者,

好古,

敏以求之者也。


🧧

 


Dingen waarover Confucius nooit sprak:

 

Het bovennatuurlijke,

Geweld,

Wanorde,

Geesten.”

 


子不語怪,

力,

亂,

神。


🧧

 


Wat Confucius zei:

 

Wanneer ik wandel met twee compagnons, zie ik ze als mijn meesters.

 

Ik bewonder hun goeie kanten en leer daaruit.

 

Als hun slechte kanten mij opvallen, let ik erop deze te vermijden.

 


子曰

 

三人行,

必有我師焉。

 

擇其善者而從之,

其不善者而改之。


🧧

 


Wat Confucius zei:

 

De deugdzaamheid die ik in mij heb, heeft de hemel mij gegeven.

 

Hoe kan een mens dat in hemelsnaam afgeven?

 


子曰

 

天生德於予,

桓魋其如予何?


🧧

 


Wat Confucius zei:

 

Mijn leerlingen, denk je dat ik mysterieus ben?

 

Wat zou ik te verbergen hebben?

 

Er is niets wat ik doe, dat ik niet openlijk vertoon, mijn leerlingen, zo ben ik nu eenmaal.

 


子曰

 

二三子以我為隱乎?

 

吾無隱乎爾。

 

吾無行而不與二三子者,

是丘也。


🧧

 


De vier dingen die Confucius ons aanleert:

 

Cultuur,

Gedrag,

Trouw,

Integriteit.

 


子以四教

 

文,

行,

忠,

信。


🧧

 


Wat Confucius zei:

 

Als ik op een grote zoektocht zou zijn, dan was het niet naar de meest verlichte wijze.

 

Als ik iemand met oprecht talent en deugdzaamheid kan vinden, ben ik al tevreden.

 

Ik ben ook zeker niet op een zoektocht naar een perfecte man of vrouw.

 

Als ik iemand kan vinden die volkomen standvastig is, ben ik al tevreden.

 

Hoe moeilijk is het om standvastig te zijn als je worstelt om te hebben wat je niet hebt;

Als je worstelt met het verlangen om vol te zijn wanneer je leeg bent.

 


子曰

 

聖人,

吾不得而見之矣;

得見君子者,

斯可矣。

 

子曰

 

善人,

吾不得而見之矣;

得見有恆者,

斯可矣。

 

亡而為有,

虛而為盈,

約而為泰,

難乎有恆矣。


🧧

 


Confucius viste met haken,

nooit met netten.

 

Hij schoot op vogels,

nooit als ze neerzaten.

 


子釣而不綱,

弋不射宿。


🧧

 


Wat Confucius zei:

 

Sommige mensen doen zonder eerst te denken.

 

Persoonlijk doe ik dit niet.

 

Van alles wat ik hoor, kan ik altijd iets vinden dat goedaardig is en dat koesteren.

 

Ik probeer ook zoveel mogelijk te onthouden van wat ik zie – maar dit is alleen maar een aanvulling, kennis studeren is nog steeds het belangrijkste.

 


子曰

 

蓋有不知而作之者,

我無是也。

 

多聞擇其善者而從之,

多見而識之,

知之次也。


🧧

 


Nu was er een volk die de reputatie had moeilijke mensen te zijn, dus wanneer een jongeman uit die regio naar Confucius kwam om met hem te spreken, waren de leerlingen al heel twijfelachtig.


Confucius zei:

 

Ik laat iedereen toe op basis van hoe ze zich gedragen wanneer ik ze zie met mijn eigen ogen.

 

Wat ze verder allemaal al dan niet hebben uitgestoken, maakt mij niet uit.

 

Waarom zo streng zijn?

 

Als iemand op mij wacht en wacht met groot geduld, dan ontvang ik hem of haar met geduld, zonder te kijken naar het verleden.

 


互鄉難與言,

童子見,

門人惑。

 

子曰

 

與其進也,

不與其退也,

唯何甚!

 

人潔己以進,

與其潔也,

不保其往也。


🧧

 


Wat Confucius zei:

 

Is menselijkheid echt zo onbereikbaar?

 

Alleen al de wens om menselijk te zijn, en voilà, het is daar al!

 


子曰

 

仁遠乎哉?

 

我欲仁,

斯仁至矣。


🧧

 


Nu vroeg de minister van justitie aan Confucius of de hertog wel een fatsoenlijk man was.


Wat Confucius zei:

 

Hij kent de regels van fatsoen.


Wanneer Confucius na hun gesprek terug naar huis was gegaan, zei de minister tot zijn raadgevers:

 

Ik dacht dat het fatsoenlijk was om niemand voor te trekken en te trouwen buiten de eigen clan. Maar de hertog trouwde met iemand van zijn eigen clan, met dezelfde achternaam. Zijn oplossing was om haar gewoon zelf een andere achternaam te geven, zodat het zou kloppen volgens de rituelen.

 

De Hertog kent inderdaad de regels van fatsoen, maar alleen om ze te verdraaien, toch?

 

 


Wanneer Confucius dit te horen kreeg, zei hij:

 

Hoe geweldig!

 

Als ik een fout maakt, dan zetten de mensen met gezond verstand dit vanzelf al recht!


陳司敗問昭公知禮乎?

 

孔子曰

 

知禮。

 

孔子退,

揖巫馬期而進之,

 

吾聞君子不黨,

君子亦黨乎?

 

君取於吳為同姓,

謂之吳孟子。

 

君而知禮,

孰不知禮?

 

巫馬期以告。

 

子曰

 

丘也幸,

苟有過,

人必知之。


🧧



Wanneer Confucius in het gezelschap was van iemand die een lied zong, en hij kon goed zingen, dan vroeg hij altijd om het lied opnieuw te zingen met z’n tweeën.


子與人歌而善,

必使反之,

而後和之。


🧧

 


In de letteren ben ik misschien volleerd, maar om het allemaal op te nemen in mijn gedrag van het dagelijkse leven, moet ik nog perfectioneren.

 


子曰

 

文,

莫吾猶人也。

 

躬行君子,

則吾未之有得。


🧧

 


Wat Confucius zei:

 

Iemand met perfecte wijsheid of iemand met perfecte deugdzaamheid, hoe zou ik mezelf ooit durven met hen te meten?

 

Dat ik ernaar streef zoals geen ander en dit aan anderen leer zonder ophouden, is het enige wat over mij gezegd kan worden.

 


Een leerling zei:

 

En dit is net waar wij ons nooit aan zouden durven meten.

 


子曰

 

若聖與仁,

則吾豈敢?

 

抑為之不厭,

誨人不倦,

則可謂云爾已矣。

 

公西華曰

 

正唯弟子不能學也。


🧧

 


Confucius was erg ziek gevallen.

 

Een van zijn leerlingen vroeg toestemming om de school te verlaten om te gaan bidden in de tempel voor hem.

 


Wat Confucius zei:

 

Bestaat hier wel een gebed voor?

 


Zijn leerling antwoordde:

 

Ja, in het boek der lofredes staat:

 

We bidden voor U tot de goden en heiligen in de hemel en in de aarde.


Wat Confucius zei:

 

Mijn leven is mijn gebed.

 


子疾病,

子路請禱。

 

子曰

 

有諸?

 

子路對曰

 

有之。

 

誄曰

 

禱爾于上下神祇。

 

子曰

 

丘之禱久矣。


🧧

 

 


Wat Confucius zei:

 

Genieten van overdrijving en verspilling leidt tot onverantwoordelijkheid, en te harde spaarzaamheid leidt tot strenge bezitterigheid.

 

Toch is het beter om streng te zijn dan onverantwoordelijk.

 


子曰

 

奢則不孫,

儉則固。

 

與其不孫也,

寧固。


🧧

 


Wat Confucius zei:

 

Een fatsoenlijk mens stelt zich tevreden en is beheerst, een kleingeestig persoon is altijd onrustig en geïrriteerd.

 


子曰

 

君子坦蕩蕩,

小人長戚戚。


🧧

 


Confucius was mild, maar plechtig; majestueus, maar toegankelijk;

respectvol, maar gemoedelijk.

 


子溫而厲,

威而不猛,

恭而安。


🧧