Clark Gillian Website

Wat Confucius allemaal zei.

De analecten van Confucius.
Boek 13: Regeren.


🧧


Een leerling vroeg Confucius naar regeren.


Wat Confucius zei:

Zet de mens eerst, en dien ze.


De leerling bleef door vragen, maar Confucius zei alleen nog:

En wees onvermoeibaar.

 


子路問政。

 

子曰

先之,

勞之。

請益。

 

無倦。


🧧

 


Nu kwam er een minister naar Confucius om raad.


Wat Confucius zei:

Zet uw kabinet in;

Verspil geen tijd aan kleine fouten in de details;

Zoek naar talent en deugd.


De minister vroeg:

Maar hoe weet ik of ik met genoeg talent en deugd te maken heb wanneer ik mensen aanneem?


Wat Confucius zei:

Voeg alleen mensen toe aan het kabinet die je begrijpt.

Mensen die je niet begrijpt, zullen ze niet door anderen worden aangenomen?


仲弓為季氏宰,

問政。

 

子曰

先有司,

赦小過,

舉賢才。

 

焉知賢才而舉之?

 

舉爾所知。

爾所不知,

人其舍諸?


🧧

 


Een minister zei tegen Confucius:

We wachten al enige tijd op uw raad om eindelijk onze regering te kunnen vormen. Wat is het eerste dat we moeten doen?


Confucius:

Ongetwijfeld de dingen terug noemen zoals ze zijn.

 

De minister zei:

Maar waar slaat dat op?


Confucius:

Iemand met niveau zou voorzichtig spreken over dingen waar hij niets van af weet, jij blijkbaar niet.

 
Kijk, als de dingen niet genoemd worden zoals ze zijn, dan kan je er niet meer vanuit gaan dat het spreekt over de waarheid.

 

En als taal niet meer spreekt over de waarheid, dan is het niet meer mogelijk deftig de zaken op orde te stellen.

 

Als je de zaken niet meer deftig op orde kan stellen, dan kunnen de rituelen en de muziek niet bloeien.

En als de rituelen en muziek niet meer kunnen bloeien, kan je niet de juiste boetes uitdelen.

 

En als je de boetes verkeerd uit begint te delen, dan lijkt het voor de mensen alsof ze zomaar uit het niets gestraft worden.


Daarom is het belangrijk voor een geleerde dat de woorden worden begrepen zoals ze bedoeld zijn.

 

En wanneer er iets wordt opgedragen, het ook dat is wat wordt uitgevoerd.

 

En nobel karakter laat in wat wordt bedoeld geen ruimte voor vaagheden.


子路曰

衛君待子而為政,

子將奚先?

 

子曰

必也正名乎!

 

子路曰

有是哉,

子之迂也!

 

奚其正?

 

子曰

野哉由也!

君子於其所不知,

蓋闕如也。

 

名不正,

則言不順;

言不順,

則事不成;

事不成,

則禮樂不興;

禮樂不興,

則刑罰不中;

刑罰不中,

則民無所措手足。

 

故君子名之必可言也,

言之必可行也。

 

君子於其言,

無所苟而已矣。


🧧

 


Een leerling stelde Confucius vragen over landbouw.


Wat Confucius zei:

Om het even welke landbouwer kan U er meer over vertellen dan mij.


De leerling vroeg vervolgens naar het telen van groenten.


Wat Confucius zei:

Om het even welke tuinman kan U dat veel beter uitleggen dan mij.


Wanneer de leerling eindelijk vertrok, zei Confucius:

 

Wat een tunnelvisie heeft hij.
Als de overheden rituelen belangrijk vinden, dan kunnen de mensen niet anders dan dit te appreciëren.

Als de overheden zich toewijden aan hun plichten, kunnen de mensen niet anders dan te reageren met bescheidenheid.

Als de overheden erop staan al hun beloftes waar te maken, dan kunnen de mensen niet anders dan oprecht zijn.

Als dit alles is gebeurd, dan zullen er mensen komen van de vier hoeken van de aarde, baby en al.


Waarom maakt hij zich zo’n zorgen over landbouw?


樊遲請學稼,

子曰

 

吾不如老農。

 

請學為圃。

 

 

吾不如老圃。

 

樊遲出。

 

子曰

 

小人哉,

樊須也!

 

上好禮,

則民莫敢不敬;

上好義,

則民莫敢不服;

上好信,

則民莫敢不用情。

 

 

 

夫如是,

則四方之民襁負其子而至矣,

焉用稼?


🧧


Wat Confucius zei:

 

Wat voor nut heeft het om alle 300 Oden van buiten te kennen, en tegelijk niet weten wat te doen met een bestuurlijke opdracht;

Of op missie, niet spontaan antwoorden kunnen geven tenzij met hulp van anderen.

 

Zelfs al weet je nog zo veel;

De vraag blijft: wat kan je effectief doen met wat je geleerd hebt?

 


子曰

誦詩三百,

授之以政,

不達;

使於四方,

不能專對;

雖多,

亦奚以為?


🧧

 


Wat Confucius zei:

Wanneer een voorzitter correct is van gedrag, dan zal het bestuur alles correct uitvoeren.

 

Als het gedrag van een voorzitter niet correct is, zullen er nauwelijks beslissingen worden uitgevoerd.


子曰

 

其身正,

不令而行;

其身不正,

雖令不從。


🧧


Wat Confucius zei:

Twee besturen kunnen als broeders samen bestaan.

 


子曰

魯衛之政,

兄弟也。


🧧

 


Over een bekende hertog zei Confucius:

“Met de weinige middelen waarmee hij begon zei de hertog: ‘Dit is al een goede collectie!’


Over het weinige dat hij bijeen begon te sprokkelen, zei hij: ‘Dit is het!’


En zodra hij rijk was geworden, zei hij: ‘Dit is mooi!’”


子謂衛公子荊,

善居室。

 

始有,

苟合矣。

 

少有,

苟完矣。

 

富有

苟美矣。


🧧

 


Onderweg naar een andere staat, stuurde een van Confucius’ leerlingen terwijl ze samen in de koets zaten.


Confucius merkte op:

Zoveel volk hier.

 

De leerling zei:
Wat is de beste aanpak van overbevolking?


Wat Confucius zei:

Ze verrijken.

 

De leerling vroeg:
En wanneer ze rijk zijn?

 

Wat Confucius zei:
Onderwijzen.




子適衛,

冉有僕。

 

子曰

庶矣哉!

 

冉有曰

既庶矣。

 

又何加焉?

 

富之。

 

既富矣,

又何加焉?

 

教之。


🧧

 


Wat Confucius zei:

 

Als er iemand mij in de regering zou steken, zou ik na twaalf maanden al een doorbraak hebben geboekt.

 

Na drie jaar zou de hele overheid moeiteloos draaien.          


子曰

苟有用我者。

 

期月而已可也,

三年有成。


🧧

 


Wat Confucius nog zei:

Als er bekwame mensen aan de leiding zouden staan honderd jaar aan een stuk, zou er geen nood meer zijn aan politie en doodstraf.

 

Zonder enige twijfel!

 


子曰

善人為邦百年,

亦可以勝殘去殺矣。

 

誠哉是言也!


🧧

 


Wat Confucius zei:

Zelfs al komt er een werkelijk fantastische leider aan de macht, het zou nog een generatie duren vooraleer zijn of haar deugd werkelijk tot de mensen doordringt.      


子曰

如有王者,

必世而後仁。


🧧

 


Wat Confucius zei:

Als een minister zichzelf kan verbeteren, waarmee zou hij dan moeite hebben in de overheid?

 

Als iemand zichzelf niet kan stroomlijnen, hoe kan hij of zij dan een land stroomlijnen?

 


子曰

苟正其身矣,

於從政乎何有?

 

不能正其身,

如正人何?


🧧

 


Een leerling van Confucius kwam terug na zijn stage bij het bestuur.        


Wat Confucius zei:

Waarom ben je zo laat?     


De leerling antwoordde:

Er waren nog beleidszaken.         


Wat Confucius zei:

Zeker dat het geen familiezaken waren?

Want als het een dringende staatsaangelegenheid was, dan had iedereen er noodzakelijkerwijs ervan moeten weten.

 


冉子退朝。

 

子曰

何晏也?

 

對曰

有政。

 

子曰

其事也。

如有政,

雖不吾以,

吾其與聞之。


🧧

 


Een hertog kwam en eiste te horen in één enkele zin hoe hij zijn land rijk kon maken.


Wat Confucius zei:

Een enkele zin kan dat alles niet veroorzaken.


Er is anderzijds wel een gezegde:

Een voorzitter zijn is moeilijk,
een minister zijn is niet gemakkelijk.


Als je weet hoe moeilijk het is om een voorzitter te zijn,
leer je dan niet uit die ene zin iets wat meer welvaart kan brengen?


De hertog zei dan:

Maar kan je dan in één zin vertellen hoe je een land vernietigt?


Wat Confucius zei:

Een enkele zin kan dat alles niet veroorzaken.


Er is anderzijds wel een gezegde:

Ik put geen plezier uit leiderschap,
behalve het feit dat niemand durft tegenspreken.


Nu is het wel zo dat zolang de woorden van de leider goedaardig zijn,
het zeker en vast goed is dat niemand tegenspreekt.

 

Maar wat als de woorden van de leider slecht zijn,
en er is niemand die durft tegenspreken?

 

Leer je niet uit die ene zin wat een land kan vernietigen?

 


定公問

一言而可以興邦,

有諸?

 

孔子對曰

言不可以若是其幾也。

 

人之言曰

為君難,

為臣不易。

 

如知為君之難也,

不幾乎一言而興邦乎?

 

一言而喪邦,

有諸?

 

孔子對曰

言不可以若是其幾也。

 

人之言曰

予無樂乎為君,

唯其言而莫予違也。

 

如其善而莫之違也,

不亦善乎?

如不善而莫之違也,

不幾乎一言而喪邦乎?


🧧

 


Een hertog vroeg Confucius voor advies rond bestuur.

 
Wat Confucius zei:

Tevreden, zij die dicht bij het bestuur staan. Nieuwsgierig, zij die veraf staan.

 


葉公問政。

 

子曰

近者說

遠者來。

 


Een gouverneur kwam naar Confucius voor advies rond regeren.


Wat Confucius zei:

Niet zo hard concentreren op de korte termijn, staar u niet blind op kleine winsten hier en daar.


Want te overhaast te werk gaan, blokkeert de kans om alles deftig onder handen te nemen.

 

En altijd maar kleine overwinningen proberen boeken, blokkeert het behalen van de grote.

 


子夏為莒父宰,

問政。

 

子曰

無欲速,

無見小利。

 

欲速,

則不達;

見小利,

則大事不成。

 


Een hertog zei tegen Confucius:

 

In mijn hertogdom is er een man die zodanig goed is van aard dat hij zelfs een getuigenis aflegde tegen zijn vader die een schaap had gestolen.


Wat Confucius zei:

 

In ons hertogdom gaat het er anders aan toe.

 

Een vader zou de fouten van zijn zoon afschermen en een zoon zou de fouten van zijn vader afschermen.

 

Daar zit ook goedaardigheid in.

 


葉公語孔子曰

 

吾黨有直躬者,

其父攘羊,

而子證之。

 

孔子曰

吾黨之直者異於是。

 

父為子隱,

子為父隱,

直在其中矣。

 


Een leerling vroeg naar perfecte deugd.


Wat Confucius zei:

 

Thuis,

hoffelijk zijn.

 

In zaken,

trouw blijven.

 

Bij mensen, oprechtheid.

 

Zelfs al begeef je je tussen mensen die hier niet op letten,

Vergeet ze niet.

 


樊遲問仁。

 

子曰

居處恭,

執事敬,

與人忠。

 

雖之夷狄,

不可棄也。

 


Een leerling vroeg:

Welke zijn de top eigenschappen van een goed minister, volgens jou?

 

Wat Confucius zei:
Iemand die altijd ingetogen is en bewust van het gedrag.

Iemand die nooit zijn eigen overheid tot schande zou maken tijdens de missie – zo iemand verdient het om een echte minister genoemd te worden.


De leerling vroeg door:

En welke eigenschappen zijn er nog?

 

Wat Confucius zei:
In de familie geprezen omwille van respect voor de ouderen, en in de gemeenschap door iedereen gezien worden als broer of zus.


De leerling vroeg nog:

Zou ik mogen vragen als er nog eigenschappen zijn?


Wat Confucius zei:

Ze staan altijd achter hun woorden en maken geen loze beloftes, dat is voor mij het minimum.


De leerling zei uiteindelijk:

En wat vind je dan van onze huidige ministers?


Wat Confucius daarop zei:

Verschrikkelijk! Hersenloos. Het tellen niet waard.

 


子貢問曰

何如斯可謂之士矣?

 

子曰

行己有恥,

使於四方,

不辱君命,

可謂士矣。

 

敢問其次。

 

宗族稱孝焉,

鄉黨稱弟焉。

 

敢問其次。

 

言必信,

行必果,

硜硜然小人哉!

 

抑亦可以為次矣。

 

今之從政者何如?

 

子曰

噫!

斗筲之人,

何足算也。

 


Wat Confucius zei:

 

Moest het nu gebeuren dat je alleen bent tussen mensen die het pad van het midden niet bewandelen, wees dan bij oftewel mensen die vurig ongeremd zijn of mensen die ernstig ingetogen zijn.

 

De vurigen zullen doorzetten en dingen bereiken.

 

De ernstig ingetogenen zullen zichzelf beschermen van verkeerde daden.

 


子曰

不得中行而與之,

必也狂狷乎!

 

狂者進取,

狷者有所不為也。

 


Wat Confucius zei:

Er is een gezegde uit de zuidelijke culturen:

 

Mensen zonder principes kunnen geen sjamanen zijn of dokters.

 

Hoe waar zijn die woorden!

 

En ook dit is een gezegde.

 

Enkel zo nu en dan principes hebben zal de mens schande brengen.


Wat Confucius zei:

Dit komt door een tekort aan vooruitzicht.

 


子曰

南人有言曰

人而無恆,

不可以作巫醫。

 

善夫!

 

不恆其德,

或承之羞。

 

子曰

不占而已矣。

 


Wat Confucius zei:

 

Nobele geesten zijn anders dan de rest, maar zijn in harmonie ermee.

 

Kleingeestigen zijn hetzelfde als al de rest, maar zijn niet in harmonie ermee.

 


子曰

君子和而不同,

小人同而不和。

 


Een leerling vroeg:

Wat als iemand aanbeden wordt door iedereen in zijn omgeving?


Confucius antwoordde:

Ja, maar daardoor krijgt hij of zij niet automatisch mijn goedkeuring.


De leerling vroeg dan:

En wat als iemand gehaat wordt door iedereen in zijn omgeving?


Wat Confucius zei:

Daardoor is hij of zij niet automatisch slecht.

 

In beide gevallen is het beter om te kijken naar wie er allemaal aanbidt en wie er allemaal haat.

 


子貢問曰

鄉人皆好之,

何如?

 

子曰

未可也。

 

鄉人皆惡之,

何如?

 

子曰

未可也。

 

不如鄉人之善者好之,

其不善者惡之。

 


Wat Confucius zei:

Een fatsoenlijk persoon is makkelijk te dienen, maar moeilijk te behagen.

 

Als je hem of haar niet met de juiste insteek dient, dan is die niet behaagd.

 

En bij het aannemen van mensen, zetten ze iedereen in naargelang de capaciteiten.


En de onbeschaafde mens is moeilijk om te dienen, maar wel makkelijk te behagen.

 

Als je zo iemand probeert te behagen, zelfs al is het met de verkeerde insteek, zal je direct slagen.

 

Kleingeestigen zien alleen het werk dat moet gebeuren, niet wie er het werk goed zou doen.

 


子曰

君子易事而難說也

說之不以道,

不說也;

及其使人也,

器之。

 

小人難事而易說也:

說之雖不以道,

說也;

及其使人也,

求備焉。




Wat Confucius zei:

 

De nobele geest is rustig zonder arrogant te zijn.

 

De kleingeestige is arrogant zonder rustig te zijn.

 


子曰

君子泰而不驕,

小人驕而不泰。

 


Wat Confucius zei:

 

De stabiele, de volhardende, de eenvoudige en de bescheidene zijn in de buurt van medemenselijkheid.


子曰

剛毅、

木訥,

近仁。

 


 Een leerling vroeg:

Welke eigenschappen moet een geleerde hebben?


Wat Confucius zei:

Een geleerde is iedereen die oprecht, enthousiast en tegelijk zachtaardig is.


Bij vrienden, oprecht en enthousiast.

Bij broeders, zachtaardig.

 


子路問曰

何如斯可謂之士矣?

 

子曰

切切、

偲偲、

怡怡如也,

可謂士矣。

 

朋友切切、

偲偲,

兄弟怡怡。

 


Wat Confucius zei:

Laat de mensen eerst zeven jaar onderwijs krijgen van een wijs man vooraleer ze de wapens der oorlog zouden opnemen.


子曰

善人教民七年,

亦可以即戎矣。

 


Confucius zei nog:

 

Om mensen de oorlog in te sturen die van oorlog voeren niets af weten, is hetzelfde als ze weggooien bij het vuilnis.


子曰

以不教民戰,

是謂棄之。