Clark Gillian Website

Wat Confucius allemaal zei.

De analecten van Confucius.
Boek 12.
Goedaardigheid.


🧧


Een leerling vroeg wat deugdelijkheid is.


Wat Confucius zei:

Je ego wegcijferen om jezelf toe te leggen op discipline, dat is deugdelijk.


Als iemand zelfs maar voor een dag zich op die manier zou toewijden aan de rituelen, dan zou de Hemel pas tevreden op hem neerschijnen.


Want is het niet zo dat menselijkheid begint bij jezelf en dan pas bij anderen?

 

De leerling vroeg:
En hoe pak je dat dan aan?


Wat Confucius zei:
Laat u niet afleiden door wat u van deugdelijkheid afhoudt.

Blijf niet luisteren naar wat uw discipline afzwakt.

Hou uw woorden bewust zo fatsoenlijk mogelijk.

En doe niets zonder het ritueel ervan in te zien.


De leerling antwoordde:

Ik ben niet slim genoeg om dat allemaal te vatten,
maar ik doe mijn best om naar uw raad te leven.


顏淵問仁。

 

子曰

克己復禮為仁。

 

一日克己復禮,

天下歸仁焉。

 

為仁由己,

而由人乎哉?

 

顏淵曰

請問其目。

 

子曰

非禮勿視,

非禮勿聽,

非禮勿言,

非禮勿動。

 

顏淵曰

回雖不敏,

請事斯語矣。


🧧

 


Een leerling vroeg naar perfecte deugd.


Wat Confucius zei:

Wanneer je buitenkomt,
voelt iedereen zich als een gewaardeerde gast rond u.


Altijd met mensen samenwerken alsof jullie altijd naar een geweldige gebeurtenis toewerken.


Nooit anderen dingen toewensen die je zelf nooit zou kunnen verdragen.


Dan gaat er ook geen wrok of wrevel zijn in de relaties rondom u.


De leerling antwoordde:

Ik ben niet slim genoeg om dat allemaal te vatten,
maar ik doe mijn best om naar uw raad te leven.


仲弓問仁。

 

子曰

 

出門如見大賓,

使民如承大祭。

 

己所不欲,

勿施於人。

 

在邦無怨,

在家無怨。

 

仲弓曰

雍雖不敏,

請事斯語矣。


🧧

 


Een leerling vroeg naar perfecte menselijkheid.


Confucius zei:

 

Iemand met volmaakte menselijkheid zou eerder langzaam en overdacht spreken.


De leerling antwoordde:

Dus, iemand die traag spreekt en lang moet nadenken is altijd menselijk?


Wat Confucius tot hem zei:

Iemand die constant delibereert hoe hij het beste zou handelen,
denkt die niet noodzakelijkerwijs langer na over zijn woorden?


司馬牛問仁。

 

子曰

仁者其言也訒。

 

其言也訒,

斯謂之仁已乎?

 

子曰

為之難,

言之得無訒乎?


🧧

 


Een leerling vroeg naar een perfect karakter.


Wat Confucius zei:

 Iemand met een nobel karakter maakt zich geen zorgen meer en kent geen paniek.


De leerling antwoordde:

Geen zorgen en geen angsten?

Zijn dit echt eigenschappen van perfect karakter?

 

Wat Confucius zei:

Als iemand in zichzelf kan kijken en niets tegenkomt om zich zorgen over te maken of niets tegenkomt om over te panikeren, schiet er dan nog iets over om angstig over te zijn?

 


司馬牛問君子。

 

子曰

君子不憂不懼。

 

不憂不懼,

斯謂之君子已乎?

 

子曰

內省不疚,

夫何憂何懼?


🧧

 


Een onzekere leerling zei:

 

Al mijn collega’s hebben broers, behalve ik.

 

Zijn collega zei tot hem:

 

Ken je deze verzen?

 

Leven en dood zijn vooraf bepaald,

Comfort en aanzien hangen af van de hemel.

 

Iemand met nobel karakter kijkt vanuit de hemel naar zichzelf:

In gedrag,

In respect tegenover de mensen,

In fatsoenlijkheid.

 

De beste vriend van iedereen binnen de vier zeeën.

 


司馬牛憂曰

 

人皆有兄弟,

我獨亡。

 

子夏曰

商聞之矣:

死生有命,

富貴在天。

 

君子敬而無失,

與人恭而有禮。

 

四海之內,

皆兄弟也。

 

君子何患乎無兄弟也?


🧧

 


Een leerling vroeg naar inzicht.


Wat Confucius zei:

 

Iemand wie sudderend geroddel niet tot hem laat doordringen;

Geen krimp geeft bij woorden zo scherp als een vleeswonde;

Dat kan niemand anders zijn dan iemand met groot inzicht.

 

Inderdaad, iemand die geen gevolg geeft aan sudderend geroddel of snijdende woorden kent pas perspectief.

 


子張問明。

 

子曰

浸潤之譖,

膚受之愬,

不行焉。

 

可謂明也已矣。

浸潤之譖膚受之愬不行焉,

可謂遠也已矣。



🧧



Een leerling vroeg naar bestuur.


Wat Confucius zei:

De basis van bestuur is ervoor zorgen dat:

 

Er genoeg middelen zijn;

Er genoeg daadkracht is; en dat

Er vertrouwen heerst in wie er aan de leiding staat.


De leerling zei:

Stel dat je een van de drie zou moeten weglaten, welke zou je eerst schrappen?


Confucius zei:

De daadkracht.


De leerling zei weer:

En stel dat je er nog een zou moeten weglaten?


Confucius zei:

De middelen.

Tijdperken komen en gaan, maar zonder vertrouwen blijft geen enkele duren.


子貢問政。

 

子曰

足食。

足兵。

民信之矣。

 

子貢曰

必不得已而去,

於斯三者何先?

 

去兵。

 

子貢曰

必不得已而去,

於斯二者何先?

 

去食。

 

自古皆有死,

民無信不立。


🧧

 


Nu was er een bestuurslid die zei:

 

Een volleerd man heeft genoeg met inhoud, en houdt zich niet bezig met finesse en uiterlijke beleefdheden, toch?


Een leerling van Confucius zei:

 

Oei, meneer, uw woorden zijn zeker en vast van hoog niveau, maar is het niet zo dat wanneer een tong heeft gesproken, zelfs geen vier paarden het nog kunnen inhalen?

 

Is het niet zo dat tijgers en luipaarden in essentie verschillend zijn van schapen en honden?

 

Eens geschoren kan je echter geen onderscheid maken in hun huid.

 


棘子成曰

 

君子質而已矣,

何以文為?

 

子貢曰

惜乎!

 

夫子之說,

君子也。

 

駟不及舌。

 

文猶質也,

質猶文也。

 

虎豹之鞟,

猶犬羊之鞟。


🧧

 


De hertog vroeg om raad bij een oud-leerling van Confucius:

 

Het is een mager en schamel jaar geweest, en de inkomsten zijn niet voldoende. Wat kan ik doen?


De oud-leerling zei:

Waarom gun je simpelweg niet wat meer geld aan de mensen?

 


De hertog zei:

In een goed jaar zou ik dat nog niet eens kunnen veroorloven. Hoe kan ik dat in deze situatie doen?

 

De leerling zei:
Is wat genoeg is voor de mensen ook genoeg voor de hertog?

Of moeten mensen tekort komen zodat de hertog genoeg heeft?

 


哀公問於有若曰

 

年饑,

用不足,

如之何?

 

有若對曰

盍徹乎?

 

二,

吾猶不足,

如之何其徹也?

 

對曰

百姓足,

君孰與不足?

 

百姓不足,

君孰與足?


🧧

 


 Een leerling vroeg Confucius naar wat toen bekend stond als ‘onkreukbaarheid verheffen’ en ‘bedrog ontrafelen’.


Wat Confucius zei:

Vertrouwen en oprechtheid moet je dan bloedserieus nemen.

Constant blijven toewerken naar uw ideaal – dat is de manier om uw ‘onkreukbaarheid te verheffen’.

 

Nu, iemand een lang leven toewensen omdat je hem of haar graag hebt, terwijl je iemand een kort leven toewenst omdat je hem of haar niet graag hebt, zijn allebei dezelfde illusie.


Zoals in de Oden staat:
Het is misschien niet omdat ze rijk is,
maar toch sta je hier.


子張問崇德、

辨惑。

 

子曰

主忠信,

徙義,

崇德也。

愛之欲其生,

惡之欲其死。

 

既欲其生,

又欲其死,

是惑也。

 

誠不以富,

亦祗以異。


🧧

 


Een hertog vroeg raad aan Confucius.

Wat Confucius zei:

Er is bestuur zolang de voorzitter een voorzitter is en de minister een minister; zolang een vader een vader blijft en de zoon een zoon.

 

De hertog zei:
Zo is het!

Stel dat inderdaad de voorzitter niet echt meer bestuurt en de minister niet echt meer dient;

Stel dat de vader niet langer zich als vader gedraagt en de zoon zich niet meer als zoon gedraagt;

Stel dat ik dan nog steeds dezelfde inkomsten had, hoe zou ik ermee kunnen leven?

 


齊景公問政於孔子。

 

孔子對曰

 

君君,

臣臣,

父父,

子子。

 

公曰

 

善哉!

信如君不君,

臣不臣,

父不父,

子不子,

雖有粟,

吾得而食諸?


🧧

 


Wat Confucius zei over een leerling die altijd alle bestuurlijke vraagstukken oploste op de dag zelf:

 

Wie anders dan deze leerling kan een geschil oplossen met slechts een kant van het verhaal?

 


子曰

片言可以折獄者,

其由也與?

 

子路無宿諾。


🧧

 


Wat Confucius zei:

 

In het oplossen van vraagstukken ben ik niet meer dan een ander.

 

Maar wat ik absoluut noodzakelijk vindt, is te begrijpen waarom er vraagstukken zijn in de eerste plaats.

 


子曰

聽訟,

吾猶人也,

必也使無訟乎!


🧧


Nog een andere leerling vroeg Confucius naar het besturen:


Onvermoeibaar zijn, trouw zijn.

 


子張問政。

 

子曰

居之無倦,

行之以忠。


🧧

 


Wat Confucius zei:

Door te blijven studeren zonder ophouden en binnen uw eigenwaarde en idealen door te werken, is het moeilijk om nog af te dwalen.

 


子曰

君子博學於文,

約之以禮,

亦可以弗畔矣夫!


🧧

 


Wat Confucius zei:

 

Zelfs een volleerd mens probeert nog om de dingen die hij in de mensen bewondert te perfectioneren, en geeft geen aandacht aan de slechte kwaliteiten.

 

Dit laatste wel doen is kleingeestig.

 


子曰

君子成人之美,

不成人之惡。

 

小人反是。


🧧

 


Een functionaris vroeg Confucius hoe te regeren.


Wat Confucius zei:

 

Regeren betekent rechttrekken.

Als je het goede voorbeeld geeft daarin, werp je tegelijkertijd licht op wie daar niet in volgt.

 


季康子問政於孔子。

 

孔子對曰

 

政者,

正也。

 

子帥以正,

孰敢不正?


🧧

 


Dezelfde functionaris maakte zich zorgen over een golf van diefstallen in zijn district en vroeg Confucius hoe hij dit kon aanpakken.

 

Wat Confucius zei:

 

Niemand die volledig tevreden is met wat ze hebben, zouden hun tijd steken in hetzelfde te gaan stelen.

 


季康子患盜,

問於孔子。

 

孔子對曰

苟子之不欲,

雖賞之不竊。


🧧

 


De functionaris vroeg vervolgens nog verder door:

 

Wat vind je van het afrekenen van mensen zonder waarden ter bescherming van mensen met waarden?


Wat Confucius zei:

Meneer, waarom moet uw bestuur afhangen van het afrekenen van mensen?

 

Laat uw drijfveer gaan naar een goedaardig ideaal, en de mensen zullen streven naar dat ideaal.

 

Er is nog steeds een relatie tussen alle mensen, goed of slecht, zoals wind en gras.

 

Het gras danst mee wanneer de wind erover strijkt.

 


季康子問政於孔子曰

 

如殺無道,

以就有道,

何如?

 

孔子對曰

 

子為政,

焉用殺?

 

子欲善,

而民善矣。

 

君子之德風,

小人之德草。

 

草上之風,

必偃。


🧧

 


Een leerling vroeg aan Confucius:

Wanneer is een mens succesvol?


Confucius zei:

Wat bedoel je met succesvol?


De leerling zei:

Wanneer mensen in het bestuur uw naam kennen en mensen in de straat uw naam kennen.


Wat Confucius zei:

Wat je net beschrijft is berucht zijn.

 

Nee, we kunnen spreken van iemand die succesvol van zodra die onwankelbaar is en rechtuit, iemand die houdt van rechtvaardigheid.

Iemand die niet wegkijkt bij het luisteren.

Iemand die er geen moeite mee om zichzelf bescheiden op te stellen als het nodig is.

 

Zo iemand zal een stempel drukken in het bestuur, een stempel drukken in de gemeenschap.


Maar iemand die berucht is, draagt de schijn van idealen als een jas en voelt zich daarin geborgen zonder enige twijfel over inborst.

 

De naam van zo’n mensen is zeker en vast gekend in het bestuur en ook op straat.



子張問

士何如斯可謂之達矣?

 

子曰

 

何哉,

爾所謂達者?

 

子張對曰

 

在邦必聞,

在家必聞。

 

子曰

是聞也,

非達也。

 

夫達也者,

質直而好義,

察言而觀色,

慮以下人。

 

在邦必達,

在家必達。

 

夫聞也者,

色取仁而行違,

居之不疑。

在邦必聞,

在家必聞。


🧧

 


Op weg naar het regenaltaar vroeg een leerling aan Confucius:

 

Ik wou even de kans nemen om U te vragen naar het versterken van de deugden, het aanpakken van gekoesterde zwakheden en het ontrafelen van bedrog.


Wat Confucius zei:

 

Dat is pas een magnifieke vraag!

Ten eerste: doen wat je doet, vooraleer je afweegt hoeveel je ermee zou kunnen uitpakken – is dat niet deugdelijk?

 

Werken aan uw eigen zwakheden, vooraleer je ze vergelijkt en veroordeelt in anderen – is dat een goede manier om ermee om te gaan?

 

Jezelf zodanig ophitsen dat je een gevaar vormt voor jezelf, brengt dat tegelijk ook niet jouw hele familie in gevaar? Is dat geen zelfbedrog?


樊遲從遊於舞雩之下曰

 

敢問崇德、

脩慝、

辨惑。

 

子曰

善哉問!

先事後得,

非崇德與?

 

攻其惡,

無攻人之惡,

非脩慝與?

 

一朝之忿,

忘其身,

以及其親,

非惑與?


🧧

 


De leerling vroeg vervolgens naar deugdelijkheid.


Confucius antwoordde:

Liefde hebben voor de mens.


De leerling vroeg vervolgens naar kennis.


Confucius antwoordde:

De mens kennen.


De leerling begreep het niet onmiddellijk.


Wat Confucius zei:

Gebruik het oprechte en laat het vervormde voor wat het is.

Geef op deze manier het vervormde de kans om oprecht te worden.


Terug thuis vertelde de leerling aan een collega:

Ik vroeg de meester over kennis en hij zei om alleen het oprechte te gebruiken en het vervormde opzij te houden zodat het oprecht kan worden. Maar wat bedoelt hij daarmee?


De andere leerling zei:

Maar dat is geweldige raad!

Wanneer Keizer Shun de troon besteeg koos hij ministers voor zijn bestuur die oprecht dienstbaar waren en alle valse en halfhartige dienaars kozen ervoor ergens anders te gaan werken.

 

En wanneer Keizer Tang de troon besteeg koos hij een deugdzaam functionaris om de regering te leiden, en zij die niet goedaardig waren bleven vanzelf op afstand.


樊遲問仁。

 

子曰

愛人。

 

問知。

 

子曰

知人。

 

樊遲未達。

 

子曰

舉直錯諸枉,

能使枉者直。

 

樊遲退,

見子夏。

 

鄉也吾見於夫子而問知,

子曰,

舉直錯諸枉,

能使枉者直,

何謂也?

 

子夏曰

富哉言乎!

舜有天下,

選於眾,

舉皋陶,

不仁者遠矣。

 

湯有天下,

選於眾,

舉伊尹,

不仁者遠矣。


🧧

 


Een leerling vroeg naar vriendschap.


Wat Confucius zei:

Ware vrienden kunnen elkaar verbeteren en motiveren.

 

Moest je daarin tegen een muur botsen,
laat het voor wat het is en bespaar jezelf vernedering.

 


子貢問友。

 

子曰

忠告而善道之,

不可則止,

無自辱焉。

 


Een filosoof zei:

Een volleerd persoon zoekt binnen de interesses vrienden en met hulp van die vrienden groeit de deugdelijkheid.


曾子曰

君子以文會友,

以友輔仁。


🧧